Petruskerk van Leens aan de Zuster A. Westerhofstraat 8. Foto: Gouwenaar, 16 november 2010. Lincentie: Publieke domein.
Over de bouw van de kerk
Op het hoogste punt van de wierde van Leens staat de Petruskerk aan de Zuster A. Westerhofstraat 8, die dateert uit ongeveer 1100. Oorspronkelijk is dit, evenals de meeste oude Groninger kerken, een Rooms Katholieke kerk en na de Reformatie wordt dit de Hervormde kerk. De Katholieken wijden deze kerk aan de apostel Petrus. Als Christelijke kerk is deze kerk nog veel ouder en stamt ze uit de tweede helft van de 8ste eeuw, als Liudger hier het Evangelie verspreidt. Dan is het een houten kerkje dat waarschijnlijk met riet is gedekt. Het wordt vervangen door een tufstenen. Deze vulcanische steensoort komt uit het Eifelgebergte en is destijds via Deventer per schuit hierheen vervoerd. Na verloop van tijd neemt de bevolking toe en is de kerk te klein geworden. Omstreeks 1200 wordt ze vergroot tot een kruiskerk. De Petruskerk fungeert sindsdien als hoofdkerk van het Marnegebied en Leens groeit daardoor uit tot hoofddorp van de streek.
De bisschop van Münster streeft er naar om deze streek voor het Christendom te behouden. Daarom besluit hij om aan enkele aanzienlijke personen een deel van zijn macht en bevoegdheden over te dragen. Die personen worden eerst dekens genoemd en later proosten. Dekens (proosten) krijgen het gezag over de parochiekerken in hun decanaat of proosdij. Het is vooral een kerkelijk ambt en men is ook belast met de kerkelijke rechtspraak (de seend). Het gaat om zaken als ontwijding van de kerk, verstoring van zaken als zondagsrust, openbare orde enzovoorts. Over de zaken waarover mag worden rechtgesproken krijgt men instructies in de zogenaamde seendbrieven, waarvan er enkele zijn bewaard bij de Groninger Archieven.
De 13e eeuw
In de 13e eeuw zijn in de Groninger Ommelanden vijf proosdijen: Oldehove, Usquert, Leens, Loppersum en Farmsum. De proosdij Leens wordt voor het eerst in 1381 genoemd en bestaat oorspronkelijk uit 13 kerspels of parochies. Maddens wordt later verzwolgen door de Lauwerszee en Asterdijk en Westerdijk worden samengevoegd tot Zuurdijk zodat er 11 overblijven.
De proost heeft aanzienlijke inkomsten en probeert zijn aanzien te vergroten door de plaatselijke kerk groter en mooier te maken. Het is geen wonder dat aanzienlijke leken proberen het ambt van proost in handen te krijgen. In de proosdij Leens is het vooral het geslacht Onsta geweest dat verscheidene generaties aaneen proost is geweest.
Tufsteen wordt baksteen
Rond 1200 is het niet langer nodig om de kostbare tufsteen van elders aan te voeren. De eigen streek levert de grondstof (klei) om zelf de benodigde baksteen te maken. Veel van de benodigde klei wordt gewonnen ten zuiden van het Douwensterpad bij Leens. De nieuwe stenen worden ‘kloosterstenen’ genoemd naar de kloosterlingen die er veel van hebben gemaakt, en de grootte wordt aangepast aan het formaat van de tufsteen. De nieuwe steensoort is duurzamer en goedkoper omdat er geen verre reis mee gemaakt behoeft te worden, maar ook de grote kloosterstenen zijn in verhouding met nu erg duur.
De zachtere tufsteen wordt na verloop van tijd steeds minder gebruikt. De kloosters die rond die tijd in groeiend aantal op het Groninger platteland komen, zijn sterke pleitbezorgers om deze steensoort te gebruiken. Ze maken ze immers zelf In de Marne staan in die tijd kloosters in Oldenklooster en Nijenklooster
De kerk en de toren van de Petruskerk. Foto: Gouwenaar, 6 juli 2007. Licentie: Publieke Domein.
Reformatie
Aan de Rooms Katholieke erediensten in deze kerk komt bij de Reformatie een eind. Protestanten nemen de kerkgebouwen in bezit. Met de Beeldenstorm worden de kerken ontdaan van alles wat met het Katholieke geloof te maken heeft.. Daardoor versobert de inrichting van de kerk sterk. In 1594 vindt in deze provincie de Reductie plaats waarbij een eind komt aan het Katholicisme. Op plaatsen waar eerder parochies zijn worden Protestantse kerkgemeenten gevormd en worden predikanten aangesteld.
Het collatierecht
Bij de Reductie wordt bepaald dat de ‘gereformeerde religie’ als enige in het openbaar mag worden beleden. Omdat aan de macht en invloed Rooms Katholieke geestelijken een eind wordt gemaakt, zien landjonkers mogelijkheden om het ontstane gat op te vullen en hun macht te vergroten. Het collatierecht biedt hen de kans om meer greep te krijgen op het kerkelijk wel en wee. Het collatierecht is het recht om predikanten, schoolmeesters, kosters te benoemen en te ontslaan.
17e eeuwse avondmaalstafel. Foto: 4 augustus 2016, Harde sjaal. Licentie: Creative Commons.
Van Starkenborgh
Dit recht komt in Leens eerst in handen van het geslacht Van Starkenborgh. Deze familie draagt als collator erg veel bij aan de verfraaiing van de Petruskerk. In de 15e eeuw gaat de familie wonen op Starkenborgh. Starkenborgh, ook Huis te Wehe, Borgweer of Nijenklooster genoemd, is een borg gelegen ten noordwesten van Wehe-den Hoorn en ten zuiden van de Hoornse Vaart. De bewoners noemen zich ‘Tjarda van Starkenborgh’, hetgeen wil zeggen ‘Tjarda afkomstig van de borg Starkenborgh’.
Detail koorhek. Foto: A.J. van der Wal, Rijksdienst voor Cultureel erfgoed, juli 1983. Licentie: Creative Commons.
Ludolf Tjarda van Starkenborgh
Ludolf Tjarda van Starkenborgh trouwt met Hidde Onsta, de erfdochter van de Onstaborg in Wetsinge-Sauwerd en van Verhildersum in Leens. Ze gaan wonen op Verhildersum waar Ludolf in 1608 sterft en zijn vrouw 10 jaar later. Ze hebben twee kinderen, waarvan de zoon Lambert Verhildersum krijgt en dochter Anna Maria krijgt de Dijkumborg. Lambert Tjarda van Starkenborgh (1592-1646) noemt zich heer op Verhildersum, jonker en hoofdeling te Leens, Wehe en Zuurdijk. Ook de borg in Wehe (Borgweer) is in bezit van de Van Starkenborghs gekomen.
De collatie van de kerk van Leens is lang in het bezit geweest van de Starkenborghs. De zoon van Ludolf, Allard (1620-1673) trouwt met Gratia Suzanna Clant (1630-1690). Van deze familie hangt op Verhildersum een schilderij die dateert van omstreeks 1660. Op de achtergrond van dit schilderij staan onder andere de borg Verhildersum en de kerk van Leens. Allard Tjarda van Starkenborgh heeft veel bijgedragen aan de verfraaiing van het interieur van de kerk. Zijn zoon Edzard Jacob (1657-1716) trouwt eerst met Frouwina Eeck (1657-1680) en daarna met Anna Habina Lewe (1665-1738). Met Eilke Onsta Tjarda van Starkenborgh (1697-1750) sterft de Leenster tak van het geslacht uit en gaan de rechten over op de Wehester tak: dus op Ludolf Tjarda van Starkenborgh (1696-1777). Zijn grootvader is een broer van Allard en zijn moeder een dochter. Zijn ouders zijn dus neef en nicht.
17e-eeuwse overhuifde herenbank met de familiewapens van Van Starkenborgh, Clant, Gaykinga en Coenders. Foto: 4 augustus 2016, Harde sjaal. Licentie: Creative Commons.
Edzart Tjarda van Starkenborgh
De zoon van Ludolf, Edzard Tjarda van Starkenborgh (1730-1782) trouwt met Lucia Helena van Burmania (1743-1806), die evenals haar zoon Ludolf (1771-1821) in de Franse tijd over het collatierecht in conflict raakt met de inwoners. Lucia Helena van Burmania, douairière van Starkenborgh woont nog in Leens, de zoon woont in Wehe.
Bekroning herenbank Van Bolhuis. Foto: 4 augustus 2016, Harde sjaal. Licentie: Creative Commons.
Van Bolhuis
In 1822 wordt Verhildersum verkocht aan notaris mr. Hendrik van Bolhuis. Aan hem herinnert de Bolhuisbank in de kerk. De unieke collatie van Leens gaat in 1834 in zijn handen over. Zijn enige dochter, Geertje van Olst van Bolhuis trouwt met mr. Hendrik Frima, advocaat en procureur en volgt Van Bolhuis op. Zo komt door vererving de collatie in handen van het geslacht Frima. Bij de herziening van de Grondwet in 1922 komt een eind aan alle heerlijke rechten. Het collatierecht wordt dan afgeschaft.
Herenbank van Van Bolhuis. Foto: 4 augustus 2016, Harde sjaal. Licentie: Creative Commons.
Overzicht van predikanten
In 1596 krijgt Leens haar eerste predikant. Met Zuurdijk wordt de predikantsplaats gecombineerd tussen 1594-1619, 1620-1666 en 1960-1967. Tussen 1967 en 1990 maakt de Hervormde Gemeente Leens deel uit van de Streekgemeente Marne-Ambt (dat bestaat uit 11 gemeenten en is onderverdeeld in 3 wijken). Tussen 1990 en 2008 is Leens onderdeel van de Hervormde Gemeente Leens, Mensingeweer, Warfhuizen, Wehe en Zuurdijk.
Leens heeft de volgende Hervormde predikanten gehad:
1596-1600 |
H. Bokelman |
1604-1614 |
A. Bunicerus |
1619-1642 |
J. Wolphius |
1642-1670 |
B. Crassus |
1671-1679 |
H. Dieterzon |
1680-1716 |
J. Kuen |
1717-1747 |
H. Ekkens |
1748-1784 |
H. Warendorp |
1785-1804 |
F. Snethlage |
1806-1845 |
N. Smith |
1845-1888 |
J. Douwes |
1890-1895 |
P. Meindersma |
1896-1914 |
A. Reiners |
1916-1938 |
G.A. van der Molen |
1940-1945 |
L. Alons |
1945-1949 |
C.J.K. Baas |
1951-1960 |
T. Hefting |
1960-1964 |
F.J.C. Helder |
1967-1970 |
F.A.W. Noordhuis-van ’t Land |
1970-1975 |
W.A. Hage |
1978-1988 |
H. Schuur |
1988-1994 |
J. Bijlefeld (wnd.) |
1994-2010 |
J. Gerrits |
|
Kabaal in de kerk
De Hervormde Kerk krijgt deze naam onder koning Willem I. Daarvoor heeft het de naam Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Ds. Smith treedt in 1834 in Ulrum op als consulent tijdens de Afscheiding onder ds. Hendrik de Cock. Tijdens een dienst in Ulrum op 12 oktober 1834 wordt ds. Smith door kerkbezoekers mishandeld. Hij wordt met geweld tegen het koorhek gedrukt, krijgt een elleboogstoot en wordt in zijn bil of onderbuik geknepen. Er wordt proces verbaal opgemaakt en een tweetal daders krijgt anderhalf jaar cel en een geldboete van f 10,--.
De Hervormde Gemeente Leens enz. wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2009. Zij fuseert met de Hervormde Gemeente Dijksterburen, de Gereformeerde Kerk Leens, de Gereformeerde Kerk Eenrum-Schouwerzijl en de Gereformeerde Kerk Hornhuizen-Kruisweg. De nieuwe kerkgemeente heet Protestantse Gemeente Leens-Mensingeweer. Ds. J. Gerrits wordt de eerste herder en leraar van deze nieuwe kerkgemeente.
De inrichting van de kerk
In het interieur zijn de muren van de kerk wit. De ‘meubels’ van de kerk hebben veel veranderingen ondergaan. De meest waardevolle zaken zijn er nog altijd. De preekstoel is van de westelijke hoek van de zuidelijke beuk verplaatst naar de oostelijke. In het verleden heeft de gemeente aan weerszijden rondom de preekstoel gezeten. Na deze ingreep hoeft de predikant slechts in één richting te spreken. Vóór de restauratie is de akoestiek van het gesproken woord goed. De problemen die daarna ontstaan zijn in de loop van de jaren grotendeels ondervangen door het gebruik van luidsprekers. Voor zang en muziek vanuit het koor en van het orgel is de akoestiek uitstekend gebleven.
Tot 1952 zijn er twee rijen banken aan weerszijden van het middenpad. Van de beide zijmuren zijn ze gescheiden door een houten lambrisering. Ze vormen een lange rij en vullen de ruimten aan weerszijden van het middenpad tot de achtermuur van het schip. De achterste banken lopen op in hoogte. In het schip van de kerk is nu één rij banken. Het middenpad heeft plaats gemaakt voor twee langs de muren lopende paden. Achter de banken, bij de ingang van de kerk, is extra ruimte gemaakt en de banken vóór het koor zijn weggehaald. Het gezicht op het koor is zo erg verfraaid.
Doophek
Tegenover de door het doophek omgeven preekstoel heeft zich het dwars geplaatste herengestoelte van de Van Starkenborghs bevonden. Ook met de rug naar de koorafsluiting vindt men onder andere de Van Bolhuisbanken. Deze beide herengestoelten zijn verplaatst naar het midden van de zijbeuken; de Van Starkenborghsbank in noordelijke beuk en de Van Bolhuisbank in de zuidelijke. Door deze plaatsing zijn de beide tochtportalen voor de zij ingangen van de kerk aan het oog onttrokken. Deze ingangen dateren uit 1650 en hebben dezelfde stijl als de hoofdingang van de kerk.
Grafzerken in de kerk
In de kerk zijn verscheidene grotere en kleinere grafzerken. Onder het koor bevindt zich de grafkelder van het geslacht Van Starkenborgh. Een grote zerk in het midden van het koor vermeldt de namen van Ludolf Tjarda van Starkenborgh en Hidde Onsta. Op het koor zijn ook nog andere zerken. Ze vermelden de namen van een aantal mannen die nauw bij de kerk betrokken zijn geweest. Dat zijn de predikanten Hermanus Bunicerus (gestorven 1614), Joannes Wolphius (gestorven 1641), Bernardus Crassus (gestorven 1670) en Jacobus Kuen (gestorven 1716). Ook van twee vrouwen zijn er grafzerken. De één is van Geessien ter Wolt, huisvrouw van A. Wolthuis. Vrij zeker is dit een dochter van de schoolmeester ter Wolt van Leens. De andere is ter nagedachtenis aan Anna Peters, de weduwe van Jan Persoen.
Verder heeft men een groot aantal vierkante grafzerkjes gevonden, klein van stuk, alle voorzien van een huismerk en enkele letters, met daaronder het jaar van overlijden. Ze zijn opgesteld in de verschillende nissen, die in de kerkmuren zijn uitgespaard.
In de nissen trekken twee grotere grafzerken in de noordelijke- en zuidelijke muur de aandacht. Misschien moet men hierbij denken aan de resten van een sarcofaag. Het is van rode Bremersteen en enkel versierd met twee kromstaven, zonder opschrift. Vermoedelijk gaat het hier om een hooggeplaatste geestelijke, misschien een proost. Naast het zuidelijke tochtpoortje is nog het onderstuk van een sarcofaag met enkele steenresten.
Nog meer Van Starkenborgh in de kerk
Zoals al opgemerkt worden we in deze kerk vaak aan de Van Starkenborghs herinnerd. Op de torenklok staat de naam van Lambert van Starkenborgh. Het is zijn zoon Allard geweest die zich het sterkst met de verfraaiing van de kerk bezig heeft gehouden. Door zijn bemoeienissen zijn omstreeks 1650 de tochtportalen in beide zijbeuken en de omlijsting van de hoofdingang in de westelijke muur aangebracht.
Verder dateren uit zijn tijd:
1. Het herengestoelte in de noordelijke dwarsbeuk: De achterste zitbank is overhuifd en draagt het familiewapen Starkenborgh-Clant-Gaykinga-Coenders.
2. De preekstoel, met kussenpanelen tussen de getorste Ionische zuilen.
3. De avondmaalstafel.
4. De koperen bankopzetten, die dienst doen als koorafsluiting. Ze dragen het wapen Tjarda van Starkenborgh met als onderschrift: Y.A.T.V.S.H.T.V.L. (Yonker Allard Tjarda van Starkenborgh Heer tot Verhildersum (en) Leens). Het is waarschijnlijk uit de school van de in Groningen geboren edelsmid Jan Lutma (1588-1669).
5. Het zilveren Avondmaalsstel bestaat uit een grote zilveren beker en schotel. Ze zijn beiden in 1654 vervaardigd door de zilversmid Hendrick Muntinck in Groningen. In beiden zijn de kerk met de voormalige zadeldaktoren en het wapen van Allard Tjarda van Starkenborgh gegraveerd. Op de avondmaalstafel prijken ook nog twee kandelaars.
In de zuidelijke beuk staat nog een bijzondere bank met overhuiving. Deze draagt het wapen van de familie Van Bolhuis en is lang niet zo sierlijk als die van de Van Starkenborghs. De Van Bolhuisbank is gemaakt door kuiper Aikema uit Leens.
Het Hinszorgel uit 1733-1734. Detail wapenschilden links en rechts. Foto: 4 augustus 2016, Harde sjaal. Licentie: Creative Commons.
Het beroemde Hinszorgel
Door Anna Habina Lewe, de weduwe van de in 1716 overleden Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh, wordt opdracht gegeven voor het plaatsen van een nieuw orgel. Het is één van de mooiste in de provincie geworden en neemt de hele westwand van de kerk in beslag. In de tijd van Allard Tjarda van Starkenborgh is het uit 1622 daterende orgel niet vervangen, vermoedelijk omdat het nog te nieuw is geweest. In de jaren rond 1700 zijn de omstandigheden veranderd. Dan worden tal van kerken in Groningerland van nieuwe kerkorgels voorzien en deze provincie groeit dan uit tot een waar ‘orgelprovincie’.
Een nieuw orgel
In 1733/1734 wordt het nieuwe orgel in de kerk in Leens geplaatst. In Zandeweer heeft Anna Habina Lewe douarière Van Starkenborgh een door Albertus Anthonie Hinsz gebouwd orgel bekeken en ze besluit met deze orgelbouwer een overeenkomst te sluiten om voor f 3.400,-- een geheel nieuw orgel te bouwen in de kerk in Leens. Voor genoemd bedrag moet hij leveren: ‘“waarvoor hij moest leveren alles wat tot het nieuwe orgel nodig was. Echter de kast, het beeldhouwerk, het fondement en het balghuis bleven ten laste van de Uitbestedersche.” Het orgel krijgt 27 stemmen, verdeeld over hoofdwerk, rugpositief en een vrij pedaal. Het wordt in december 1734 opgeleverd. Eén tam is boven het bestek geleverd. Buiten de opdracht vallen dus de orgelkast, het beeldhouwwerk en het balghuis. Hinsz is de meesterknecht van Franz Caspar Schnitger, die een zoon is van de beroemde noord Duitse orgelbouwer Arp Schnitger (overleden 1719). Het oude orgel, met het pijpwerk, wordt door de orgelbouwer overgenomen. Het nieuwe orgel heeft 27 registers, twee manualen en een vrij pedaal. In 1774 schrijft Joachim Hess over het orgel:
“Toen ik dit orgel bij het binnenkomen van eene maar middelmatige dorpskerk Anno 1747 in ‘t oog kreeg, stonde ik verwonderd over deszelfs trotse vertoning” Omstreeks 1815 schrijft hij: “Leens, een Dorp, waarlyk niet van den aanzienlykste, waarom ik ook als verbaast stonde, toen ik voor de eerste maal desselfs Kerk-Orgel in ‘t oog kreeg, en bespeelde, zo wegens desselfs grootte als fraaiheid in gezigt en gehoor.”
Het prachtige orgelfront met houtsnijwerk en de beelden op de orgelkas zijn gemaakt door Theodorus der Haven en Casper Struiwig (1698-1747) en zijn in barokstijl. Van de volgende vooraanstaande Ommelander geslachten zijn op de borstwering tweemaal acht wapenschilden aanbracht:
Wapens:
Rechts: Tjarda van Starkenborgh. Schildhouders twee omziende adelaars. Links: Lewe. Schildhouders: twee leeuwen.
Kwartieren:
STARKENBORG |
CLANT |
LEWE |
ALBERDA |
ONSTA |
RENGERS [2] |
LEWE |
ENTES |
GAIKINGA |
COENDERS [1] |
COENDERS [1] |
DONGE |
ENTEMA |
ENTES |
TAMMINGA |
COENDERS [1] |
|
In de blaasbalgen volgens mededeling:
GERENOVEERT DEN 28 OCTOBER 1733 DOOR JOANNES HOLM, VOORNAAM ORGELMAKER, DESTYDS NOG VRIEGEZEL ZYNDE, EN DOOR MY GESCHREVEN. F. CLEVERINGA.
1733. DIE DEZEN GEMAAKT HEEFT ZULLEN DE KUIZEN NIET MEER KILLEN. JOANNES CLEVERINGA, DEN 28 OCTOBER.
IN 'T JAAR ANNO 1733 VERNIEUWT. W. WOLTHUIS, ORGANIST. |
|
N.B. Afgebeeld, het gehele orgel: Mooi Groningen, 1916, blz. 31; LNB, blz. 83, 84. Balustrade: GRK, 4 (1987) 113. Wapens en kwartieren: GDW, plaat XV. Wapen en kwartieren Tjarda van Starkenborgh: Groningen. Cultureel maandblad, 1963, blz. 216. Wapen en kwartieren Lewe: LGK, afb. 24b. Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh, overleden 26 juni 1716, gehuwd 16 oktober 1684 Anna Habina Lewe, overleden 5 september 1738. Zie: NLW, 1951, k. 200. Gebeeldhouwde wapenfiguren en onderschriften verwijderd 1795, wederom aangebracht op last van collator H. van Bolhuis op Verhildersum 5 december 1849. Tegenwoordige onderschrift ENTEMA moet zijn Jensema, ENTES moet zijn Entens, DONGE moet zijn Doenga. Wapen DONGE moet zijn Doenga. Wapenkleuren aangebracht c. 1952. Zie: Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak, 1845, blz. 90. Eveneens: RAG, Kroniek Beukema. Historische verzameling, niet geïnventariseerd. Ook: J. Vinhuizen en G. A. Wumkes. Stads- en dorpskroniek van Groningen. Bolsward 1935. Blz. 286. GDW, blz. 412, nr. [2182]. Bron: GDW
Afbeeldingen van de twee maal acht wapenschilden, links en rechts:
Wapenschilden op het Hinzorgel in de Petruskerk in Leens (links). Foto: Harde sjaal, 4 augustus 2016. Licentie: Publieke Domein.
Wapenschilden op het Hinzorgel in de Petruskerk in Leens (rechts). Foto: Harde sjaal, 4 augustus 2016. Licentie: Creative Commons.
Foto links: Tochtportaal uit 1650. Foto: Harde sjaal, 4 augustus 2016. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported licentie.
Anna Habina Lewe
De schenkster van het orgel is in 1733 Anna Habina Lewe. Ze is in 1684 getrouwd met Edzart Jacob Tjarda van Starkenborg (1657-1716). Op de wapenschildjes aan weerszijden van het orgel staan de familiewapens van de overgrootouders van dit echtpaar. Links staan de Tjarda van Starkenborghs, het voorgeslacht in de mannelijke lijn, en rechts de Lewes (het voorgeslacht in de vrouwelijke lijn.
Aan weerszijden van het eveneens rijk versierde rugpositief zijn de gekroonde en door wapendragers geflankeerde wapenschilden van de geslachten Van Starkenborgh en Lewe aangebracht. Het snijwerk van de orgelkas is gemaakt door Theodorus van der Haven en Kaspar Struiwig. De familiewapens op de borstwering zijn in 1795 in dolle drift weggehaald maar later door kuiper J. Aikema uit Leens, zo goed mogelijk hersteld.
Onderhoud van het orgel
Verschillende orgelbouwers, P.G. Dik, Van Oekelen, en Doornbosch, hebben het orgel onderhouden. De veranderingen zijn echter zo gering in aantal, dat van alle Hinszorgels dat van Leens in zijn meest oorspronkelijke staat bewaard is gebleven. Tijdens de grote restauratie tussen 1948-1952 is het orgel ingepakt. Het is weer speelklaar gemaakt door orgelbouwer Mense Ruiter.
Het is echter gebleken dat het orgel zwaar te leiden heeft gehad, zodat het in de jaren 1963-1967 is gerestaureerd door Gebr. Van Vulpen. Op 26 april 1968 is het weer in gebruik genomen.
Het orgel wordt anno 2021 beheerd door de Stichting Hinszorgel Leens die in de zomermaanden op zaterdagavond concerten verzorgd door bekende organisten.
Moderniseringen en restauratie van de kerk
Tot het laatst van de 19e eeuw is de kerk helemaal niet verwarmd. De kerkgangers wapenen zich tegen de kou door dikkere kleding te dragen. Een hulpmiddel tegen de ergste kou is het gebruik van kerkstoven die zorgen voor een aangename voetverwarming. In 1883 worden turfkachels aangeschaft dankzij bijdragen van de gemeente en giften van de familie Rietema. Er komt een grote kachel die f 425,-- kost. Na de restauratie in 1952 van de kerk is overgestapt op heteluchtverwarming. Het rooster daarvoor zit in de noordelijke muur.
De verlichting is sinds 1915 elektrisch. Voordien is dit gebeurd met kaarsen en petroleumlampen. Na verloop van tijd komt er ook een geluidsinstallatie en in 2008/2023 een betere trap om de toren in te gaan en op de begane grond een toilet.
De gebreken rond 1940
Rond 1940 treden de gebreken van het 700-jarige kerkgebouw steeds meer aan het licht. De muren kunnen, ondanks hun zwaarte, de druk van dak en gewelven niet weerstaan en beginnen steeds meer naar buiten uit te wijken en moeten door zware steunberen worden gesteund. Er zijn nog meer gebreken. Het dak is bouwvallig en de goten functioneren niet meer waardoor het muurwerk afbrokkelt en het inwatert. Tijdens stormen zijn in een kort tijdsbestek de ramen tot tweemaal toe geheel ingewaaid. Ook het inwendige van de kerk laat te wensen over. De binnenbetimmering, de lambrisering, de banken, het doophek, zelfs het prachtige Hinszorgel verkeren in staat van verval. De kerk moet hoognodig gerestaureerd worden.
Er wordt een restauratiecommissie gevormd die de kerkvoogden terzijde staat. Door architectenbureau Wittop Koning in Groningen worden de kosten begroot op f 95.000,--. Dit loopt erg uit hand want uiteindelijk kost de restauratie f 245.000,--. Er is geprobeerd om het benodigde geld in te zamelen. Het lukt dat 80 % als subsidie wordt ontvangen van het rijk, de provincie en de gemeente. Het tekort wordt opgebracht door de Hervormde Gemeente zelf, inwoners en andere particulieren.
Exterieur detail van het koor aan de noord-zijde te Leens tijdens de restauratie in 1949. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Efgoed. Licentie: CC-BY-SA-3.0-NL.
De restauratie
In 1948 wordt onder leiding van de Groninger architecten Wittop Koning en Offringa begonnen met de restauratie en op 24 januari 1952 is de kerk weer in gebruik genomen. Zowel aan de buiten- als de binnenzijde komt het gebouw er heel anders uit te zien. Zo vervalt het middenpad en komen er gangpaden langs beide kanten, voor en achter in de kerk vervallen een aantal banken en ook de preekstoel krijgt een andere plek. De steunberen worden verwijderd en een moderne bouwconstructie maakt een verder uitwijken van de muren onmogelijk. De funderingen worden hersteld zodat optrekkend vocht het houtwerk niet meer kan aantasten en door trekbalken worden de gewelven in hun verband gehouden.
Foto links: Interieur naar het oosten. Foto: Harde sjaal, 4 augustus 2016. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported licentie.
Het wel en wee van de toren
De oude toren is veel groter en zwaarder dan de tegenwoordige en doet in de dorpsgemeenschap veel nuttige diensten. Vermoedelijk hebben de oudste Christenkerken geen toren gehad. Om verschillende redenen is men spoedig tot de bouw ervan overgegaan. In de eerste plaats gaat men er de kerkklok in ophangen. Deze roept op voor de kerkdienst, regelt de werktijden en maaltijden, klinkt bij geboorten, geleidt mensen naar hun laatste rustplaats, luidt bij Oud en Nieuw enzovoorts. De enorme muren van de toren wijzen nog op een andere functie. In de middeleeuwen fungeren ze bij oorlogen en bij dreiging van overstromingen als toevluchtsoord voor de dorpsbewoners. De toren is in vroegere tijden ook wel als gevechtstoren gebruikt. Een aantal gebakken kogels zijn bij de restauratie in 1952 tevoorschijn gekomen op het kerkhof.
De kerktoren is vermoedelijk tegelijk gebouwd met de verbouw tot kruiskerk. Dus als het tufstenen bouwwerk te klein is geworden en wordt vervangen door het aanzienlijk grotere gebouw dat er nu nog staat. De oudste toren is een enorm zwaar bouwwerk. Hij heeft een zadeldak en ziet er ongeveer net zo uit als de huidige toren van Oldehove. In het avondmaalszilver van de kerk staat deze oude toren gegraveerd.
Schoolmeesterrapport
In het Schoolmeestersrapport van 1828 van meester Beukema lezen we dat die oude toren een breedte heeft gehad van 10.07 el en een dikte van 9.53 el (1 el = 0.687 meter). De muren zijn dan 2.72 el dik. Ondanks die enorme dikte begint de toren rond het jaar 1800 bouwvallig te worden. Of de zaak hersteld moet worden of afgebroken leidt tot onenigheid tussen de dorpelingen en de collator, jonkheer L.T. van Starkenborgh. Het gaat er om of er een geheel nieuwe toren moet worden komen of dat het onderstuk kan blijven staan en dat daarop een nieuw bovenstuk geplaatst moet worden.
In 1804 heeft douairière Van Starkenborg vanwege instortingsgevaar de toren laten afbreken tot een hoogte van 16 el. Door dit geschil loopt de bouw van een nieuw bovenstuk grote vertraging op. Er wordt tijdelijk een eenvoudige houten kap aangebracht. Om de kosten te dekken heeft de collatrice 25 jukken (= 12½ hectare) pastorieland verkocht voor f 7.500,-. In 1807 wendt de jonkheer, na het overlijden van zijn moeder, zich tot de Landdrost voor het doen van een uitspraak in gerezen geschil. Het verzet van de dorpelingen tegen de grondverkoop is vergeefs.
Het duurt tot 1820 eer tot nieuwbouw van het bovengedeelte wordt overgegaan. In de tussenliggende jaren is de houten kap viermaal van de toren gewaaid, de laatste keer op 4 maart 1817. Dan rukt een zware storm de hele kap van de toren en loopt ook de kerk grote schade op. De bouwkosten bedragen f 6.112,--. Er wordt dan een nieuwe muur gebouwd op de toren van 4.68 el. De muren worden ongeveer één el naar binnen gebouwd waardoor een omgang ontstaat. Op het nieuwe muurwerk wordt een achtkante met lei gedekte kap geplaatst die 11.70 el hoog is.
In 1860 is de toren alweer bouwvallig. Hij moet tot de grond toe worden afgebroken en er moet een volledig nieuwe komen. Aan Klaas Luursema uit Mensingeweer wordt voor f 4.390,-- het werk gegund. Men denkt dat een deel van de onderbouw kan blijven staan, maar dat valt erg tegen want de zaak moet tot de grond toe worden afgebroken. Er volgen moeizame onderhandelingen en de aanneemsom wordt met f 2.000,-- verhoogd. Om aan geld te komen is de in 1609 gegoten kleine klok verkocht en vervangen door een klepklok die een doorsnee heeft van 54 cm en 150 kg weegt. Zo kan in 1863 de bouw van de nieuwe toren tot een goed eind worden gebracht. In de vroegere toren zat ook een diepe waterput. Deze is gedempt en de vloer is met Bremer steen belegd.
Over de klokken
De grote klok, de Sint Peter, is in 1623 gegoten door N. Sicmans. Deze heeft een doorsnee van 134 cm. en weegt 1.400 kg en is geschonken door Lambert Tjarda van Starkenborgh. De kleine klok, die in 1863 is verkocht, is gegoten door Gregorius Gregorii van Halle in 1609 en heeft een doorsnee gehad van 90 cm.
Inscripties:
Kleine verkochte klok:
[2179] J REYNT ALBERDA, DOMALTS COLLATOR TOT LEENS. HILBRANT JANSZ, JOHANNES FRATEMA K.V. GREGORIUS GREGORII HALLENSIS GOT MI INT JAR 1609
N.B. Sedert 1863 niet meer aanwezig. Vermeld: CVO.
GDW, blz. 411, nr. [2179]. Bron: GDW. |
|
De groe klok:
[2180] JONCKER LAMBERT TIARDA VAN STARCKENBORCH TOT VERHILDERSUM HEEFT MY DOEN GHEETEN UNDE HEEFT MY SINTE PETER DOEN HEETEN, DOEN JOANNES WOLPHIUS PASTOR UNDE M. JOHAN HINDRICKS KERCKVOOGDEN TOT LEENS WAREN ANNO MDCXXXII.
EENERLEY BIDDE ICK VAN DEN HEERE, DAT HADDE ICK GEERNE, DAT ICK IN DEN HUYSE DES HEEREN BLYVEN MOCHTE MIN LEEFDAGE TE ANSCHOUWEN DE SCHOONE GODSDIENSTEN DES HEEREN END ZYNEN TEMPELL TE BESOECKEN.
DOER HET VYERS KRACHT BIN ICK GEFLOTEN, MEYSTER NICOLAS SICMANS HEFT MY GEGOTEN INT JAR CHRISTY MDCXXXII. PSALM XXVII, VERS IV.
GDW, blz. 412, nr. [2180]. Bron: GDW. |
|
Het kerkhof bij de kerk
Rondom het kerkgebouw ligt het kerkhof waar nog een beperkt aantal zerken zichtbaar is. Door haar eeuwenlange gebruik steekt het aanzienlijk boven zijn naaste omgeving uit. De Petruskerk zelf steekt boven de rondom liggende huizen uit en de hoge toren is ver in de omtrek zichtbaar. In 1728 is het muurwerk rond het kerkhof erg bouwvallig geworden.
Gedenksteen van de muur
[2178] ANNA HABINA LEEUW WED. STARKENBORG, VROUW VAN VERHILDERSUM EN LEENS, HEEFT DEZE MUUR OM HET KERKHOF VAN GRONTS OPNIEUWS LASTEN SETTEN ANNO 1728.
N.B. Sedert 1847 niet meer aanwezig. Vermeld: RAG, Historische verzameling. Niet geinventariseerd. Kroniek Beukema, blz. 3. Weduwe Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh. Zie: GDW, nr. 2182.
GDW, blz. 411, nr. [2178]. |
|
Foto links: Koororgel Mense Ruiter. Foto: Harde sjaal, 4 augustus 2016. Licentie: Creative Commons.
In dat jaar heeft Anna Habina Lewe, douairière Van Starkenborgh, Vrouwe van Verhildersum en Leens als collatrice van de kerk, de muur laten herbouwen. Op deze muur hebben zich stenen hoofden bevonden, die in het jaar 1847 zijn vernield waarna men de geschonden muur helemaal afbreekt en heeft vervangen voor de tegenwoordige muur. De opgang naar het oosteinde van de kerk is toen dichtgemaakt. De oude lindebomen van het kerkhof worden gerooid en vervangen door populieren en kastanjes en omgeven door een heg. Deze kastanjebomen groeien uit tot ware reuzen. Om praktische redenen zijn ze een eeuw later voor de helft uitgedund. De overgebleven rij blijft haar majestueuze aanblik houden maar in 1954 zijn ook deze gerooid.
De kerk zelf treedt na de verlaging van het kerkhof met ongeveer één meter in 1944 en de daarop volgende restauratie van rond 1950 als verjongd tevoorschijn. De grote kerkrestauratie is in 1952 voltooid en dan wordt ook het kerkhof onderhanden genomen. Onooglijk geworden en vergruisde grafstenen worden verwijderd en het kerkhof wordt aanmerkelijk verlaagd. In de loop der eeuwen is het steeds hoger komen te liggen. Hierdoor is de kerk als het ware weggezakt in de grond en dat doet erg veel afbreuk aan de uiterlijke schoonheid van het kerkgebouw.
Een paar eeuwen tevoren, in 1662, heeft het verlagen van het kerkhof nog aanleiding gegeven tot ongeregeldheden. De collator, Allard Tjarda van Starkenborgh, die veel heeft gedaan voor de verfraaiing van het interieur van de kerk, wil dat de buitenkant er beter komt uit te zien. Hij geeft enkele werklieden opdracht hiermee bezig te gaan. Daar komt een groot deel van het dorp tegen in verzet. Voor een openlijk protest wordt de Palmzondag uitgekozen. Veel mensen, niet alleen uit Leens zelf maar ook uit omliggende dorpen komen op het kerkhof samen om tegen de verlaging te protesteren. Het is onbekend of de door de collator bevolen verlaging van de kerkhofsbodem is uitgevoerd.
Het gebruik van het kerkzegel
Tenslotte nog even iets over het kerkzegel van Leens, dat door de Hervormde Gemeente in 1953 in gebruik is genomen. Het randschrift luidt: ‘Sigillum Ecclesiae Leens – kerkzegel van Leens’. Boven het woord Leens vindt men de opengeslagen Bijbel met de sleutel, als symbool van de sleutelmacht van Petrus. In de baard van de sleutel staat het Christusmonogram P. De doorsnee van het langschip symboliseert de Hemelpoort. De uitstralende figuur geeft in grote lijnen het dwarsschip aan. Met de toren is een en ander herkenbaar als de Hervormde Petruskerk van Leens. De achtergrond is met ornament gevuld, ontleend aan een sleutelbloem, die doet denken aan een bos sleutels, geschikt voor het openen van deuren. In de middeleeuwse kloostertuinen heet deze plant: ‘Clavis Petri Coeli’, wat ‘Petrus Hemelsleutel’, betekent.
Laatste restauratie van het orgel
Begin 2020 wordt het orgel van Leens opnieuw gerestaureerd. Dit keer door orgelmakerij Reil uit Heerde. Daarvoor heeft adviseur Henk de Vries een rapport opgesteld voor groot onderhoud. Er wordt besloten om het orgel dichter te brengen bij de situatie van vóór de restauratie van 1968 en vóór 1922. In dat jaar is een nieuw front en een nieuwe windvoorziening aangebracht. Middels subsidiegelden kan het groot onderhoud alsmede de restauratie worden uitgevoerd. Drie orgelmakers brengen een offerte uit, waarbij orgelmakerij Reil uit Heerde de opdracht in handen krijgt. De werkzaamheden omvatten de reconstructie van de balginstallatie met vijf spaanbalgen, herstel van de windladen, afregeling van register- en speelmechaniek en het herstel van pijpwerk. Daarbij wordt het frontpijpwerk van Doornbos uit 1922 geherintoneerd en meer in akkoord worden gebracht met het Hinsz-pijpwerk. Ook zullen neobarokke accenten in de intonatie van 1968 worden gecorrigeerd. De oplevering wordt gepland in december 2020 en men wil trachten het orgel tijdens de Orgeldag Noord-Nederland in mei 2021 weer te presenteren. De coronacrisis gooit hierbij echter roet in het eten.
Beknopte geschiedenis van de kerk
De huidige kerk zal niet de eerste kerk van Leens geweest zijn. De Ommelanden zijn gekerstend door Liudger, die later bisschop van Münster zou worden. Samen met Oost-Friesland vormen de Ommelanden het aartsdiakenaat Frisia. Dit is onderverdeeld in dekenaten die hier proostdij worden genoemd. De proostdijen, waar Leens er een van is geweest, gaan volgens de overlevering terug op de kerken die Liudger zelf gesticht zou hebben aan het einde van de achtste eeuw. De eerste kerk zal dan uit die periode dateren. Ook het patronaat duidt op een belangrijke positie als eerste kerk in de regio. De proostdij van Leens, die twaalf kerspelen omvat, valt samen met het historische gebied de Marne.
De kerk is gesticht in het begin van de 12e eeuw. Uit die periode dateert het schip, dat is opgetrokken met tufsteen. Het dwarsschip en het koor dateren uit het begin van de 13e eeuw. De huidige herenbank, preekstoel en avondmaalstafel dateren uit de 17e eeuw. Bij de restauratie, die plaatsvindt in 1948-1952, krijgt de kerk een deels nieuw interieur.
In de kerk herinnert veel aan de familie Van Starkenborgh, die lang het collatierecht bezit om de pastoor c.q. de predikant te benoemen. Het familiewapen Van Starkenborgh, Clant, Gaykinga en Coenders is te vinden in het snijwerk van de overhuifde herenbank in de noordbeuk van de kerk. Na de verkoop van Verhildersum in 1822 verkrijgt notaris mr. Hendrik van Bolhuis vanaf 1834 het collatierecht. Een iets minder sierlijke overhuifde herenbank in de zuidbeuk van de kerk herinnert aan Van Bolhuis. Na zijn overlijden in 1861 komt het collatierecht in handen van de familie Frima tot het in 1922 wordt afgeschaft.
De oorspronkelijke zadeldaktoren is in 1863 vervangen door een toren met een spits, waarbij een deel van de tufstenen fundering bewaard is gebleven. De vroegere toren staat afgebeeld op de avondmaalsbeker van Leens uit 1653.
De Petruskerk heeft een orgel van Albertus Antoni Hinsz uit 1734. Het heeft 27 registers, twee manualen en een vrij pedaal. Het houtsnijwerk en de beelden op de orgelkas zijn gemaakt door Theodorus van der Haven en Casper Struiwig.
In de loop der tijden zijn wijzigingen aangebracht door de orgelbouwers Geert Pieters Dik (1843-1844), Petrus van Oeckelen (1867) en Jan Doornbos (1922). In 1952 heeft Mense Ruiter het instrument hersteld. Bij de grote restauratie door de firma Van Vulpen in 1963-1968 krijgt het orgel weer de oorspronkelijke dispositie.
In de zomer worden wekelijks concerten op het Hinszorgel gegeven.
Er is ook nog een kleiner koororgel, dat in 1983 is vervaardigd door Mense Ruiter.
Gedicht over de kerk
Groode klok van Lains
Stoulen, banken,
Stoulen, banken,
Zoo ludt groode klok van Lains,
Mor roupen heur ’k hom ook wel ains:
Banken, stoulen,
Wat n boulen!
Want hou haard dat hai ook ropt,
Er is hoast gaint dei noar kerk tou lopt.
Boulen betekent ‘een toestand’; gaint betekent ‘niet een’.
Dit is een gedichtje van de in Leens geboren katholieke dichter Willem ten Berge (1903-1969) van omstreeks 1926, waarin hij het tanende hervormde kerkelijke leven van die jaren typeert. De familie Ten Berge heeft vlak achter de kerk in een woning naast het Juffersgangetje gewoond.
Interieur. Dit is een afbeelding van een rijksmonument met nummer 24000. Foto: Gouwenaar, 6 juli 2007. Licentie: Publieke Domein. |